30.7.07

Iets achter Berg en Dal ligt

Brownsberg

En dan hebben we Onverwacht, Onverdacht, Republiek en Berlijn ook al gehad. Veel nederzettinkjes, dorpen is eigenlijk al een te groot woord, dragen de naam van de plantage die er was. Plantages kregen de fraaiste namen; hierboven een aantal ervan. Nog wat meer? Frederik’s Lust, Peperpot, Alkmaar, Nooitgedacht. Wij waren op weg naar Brownsberg; een berg in een natuurreservaat. Ik had voor de eerste 60 kilometer een afwijkende route gekozen; ik had het niet in de gaten gehad. Ik was er vanuit gegaan dat na Zanderij de weg naar Afobaka lag; de weg naar het stuwmeer. Maar ik heb me vergist; na Zanderij hebben we een zeer zwaar traject gereden om op de weg naar Brownsberg te komen. Eenmaal op de weg keken Rik en Mies op de benzinemeter en vonden die aan de lage kant; zouden we het halen; helemaal nog naar Brownsberg (zo’n 50 kilometer) en dan morgen ook weer terug naar Paramaribo? Ik wilde de gok wel wagen, maar met elke kilometer werd ik ook ongeruster. We spraken af naar Berg en Dal te rijden. Te kijken of we daar wat konden tanken en afhankelijk daarvan zouden we een beslissing nemen. Enkele tientallen minuten later bleken we berg en Dal al voorbij gereden te zijn en we kwamen aan in Brownsweg. In 1986 nog een heel rustig, zelfs enigszins tragisch migrantendorp. Door de aanleg van het stuwmeer hebben veel Marrons, de nakomelingen van gevluchte slaven ook wel boslandcreolen of bosnegers, hun woonplaatsen moeten verlaten. Dat is voor hen een zeer moeilijk proces geweest. In hun cultuur is de plek waar je geboren bent, waar de moederkoek en de navelstreng begraven zijn en waar dus de verbindingen liggen met de voorouders, van groot belang. Behalve hun woonplaats verloren ze, na de bouw van de dam ook hun jachtvelden en kostgrondjes en vaak hun werk. Ze werden gehuisvest in door Bruynzeel keurig op een rij gezette houten huisjes; apathie en drankverslaving waren het gevolg.

Maar wat schetst nu onze verbazing; het dorp is enorm gegroeid en we zien winkeltjes en bierketen. Ik zie zelfs een geel/rode schelp ………Shell!!!! We kunnen de auto dus mooi volgooien. Op het tankstation staat een oud antiek pompje, maar hij doet het. Boven de pomp hangen sigarenkistjes waar lenzen uitsteken. Als ik later bij de Chinese mevrouw afreken zie ik dat zij daar op monitoortjes kan zien hoeveel ik getankt had. Voor de 22 liter die ik tankte moest ik 80 Surinaamse dollars betalen (1 euro is 3,80 Surinaamse dollar). De prijs ligt daarmee maar een klein beetje hoger. Met de tank vol voelde ik me toch ook een stuk geruster en konden we beginnen met de klim naar boven. Halverwege de klim dacht ik al; dat we dit ooit hebben gedaan met onze oranje Kever. Een zware tocht, die zonder 4-wheel drive volgens mij echt niet te doen is. Met power op alle wielen en de goede instellingen komen we boven; met gemengde gevoelens. Ik vind het leuk om te rijden en ik merk dat de auto het kan en dat de automaat op de juiste momenten de juiste versnelling en instelling kiest; Tij en Rik vinden het ook wel leuk, maar Mies zit bijna een uur verstijfd in haar stoel en staat doodsangsten uit. We komen boven en gaan naar ons huisje; Conge; heel simpel, heel basic. We spreken bij het restaurant af dat we vanavond en morgenochtend mee-eten.

Voor de avondmaaltijd lopen we nog de rondwandeling op het plateau (een uur) en de tocht naar de top (in totaal een half uur).

Fred

Tij ziet direct een klein zwart slangetje, waar we redelijk rustig naar kunnen kijken. Ook zien we grote insecten, een groep loopvogels (trompetvogels) met een felblauwe streep voor op de borst en weer een boskonijn. De brulaap heeft weer van zich laten horen.

Ons huis ligt wat afgelegen van de andere gebouwen. Erg rustig en met adembenemend uitzicht over het Brokopondomeer.

Het klimaat is hier aangenaam, net iets koeler en minder vochtig en dat merk je direct.

Morgen op pad naar de waterval. Welke we gaan doen weten we nog niet zeker. We beginnen bij de Leovallen. Zo’n 100 meter dalen en een tocht van in totaal zo’n anderhalf uur. De tocht naar de Irenevallen is beduidend zwaarder à 300 meter dalen en de tocht duurt zo’n 2 ½ uur. Ik weet nu al dat ik die in ieder geval niet ga lopen. De Leovallen wil ik wel doen, maar ik heb de energie niet meer om de andere tocht ook te ondernemen. Het voelt niet goed, maar ik heb een excuus, deze heb ik 21 jaar geleden al gezien. Ja, hij is zwak, ik weet het.

Terwijl ik hier op de veranda zat te typen, hoorde ik veel geritsel in de bomen. Ik ben gaan kijken en zag een aap wegspringen. Snel Rik geroepen en hij heeft gefilmd. We hebben zeker 3 apen rustig in de bomen zien zitten. Bladeren etend, hangend aan de staarten en van boom naar boom springend, Toch wel heel grote apen, we denken dat het brulapen waren. Fantastisch. Later horen we dat we de rode brulapen hebben gezien en de kwatta-aap.

Mies

’s Avonds zijn we net iets te laat bij het diner; zodat we vooral de schalen leegschrapen; naast de gebruikelijke rijst, kip en kousenband is er vis, maar enkele heel kleine stukjes na is er weinig over. Na enige tijd komt er nog een schaal met vlees; wij scheppen op en twijfelen; het is of een andere vogel of bedorven kip, na enkele hapjes laten we het allemaal liggen. (Uiteindelijk is niemand ziek geworden en zal het wel eend of iets dergelijks geweest zijn). Aan de ene tafel hebben Rik en ik een leuk gesprek gehad met twee andere gasten; daar bleek dat de Galibi-zoo een stuk duurder is dan de zoo in Paramaribo. Aan de andere tafel hebben Mies en Tij ook leuke gesprekken. Rond 21.00 uur heeft Tij de pijp leeg en vertrekken we naar ons huisje. In onze slaapkamer leg ik een matras op de grond; want het stapelbed is wel heel krap. Mies heeft zichtbaar veel last van haar rug.

Iedereen heeft niet bijzonder goed geslapen; behalve ik. Wel een paar keer wakker geweest, maar de luidruchtige brulapen heb ik niet gehoord. Zoals afgesproken ga ik in de vroege ochtend met Rik en Tij het plateau op om dieren te zien. Een wandeling van 3 kwartier, maar gezien hebben we niets. Mies geeft aan dat ze geen tocht met ons zal gaan maken omdat ze toch wel veel last heeft van haar rug. Wij beslissen dat we de tocht naar de Leoval zullen maken. De meeste dieren zien we eigenlijk terwijl we in het restaurant ontbijten. Daar hebben we zicht op een whitefacemonkey die dicht bij ons dikke vruchten uit de boom plukt en ze rustig opeet. Daarnaast zien we weer veel mooie vogels en coikonis (boskonijn). Direct na het ontbijt vertrekken we voor onze wandeling. Een pittige wandeling; maar zeker de moeite waard. De Leoval is de val waarbij Mies in 1985 meteen alle kleren uittrok en er onder ging staan; het is eigenlijk ook een echte waterval: het water valt echt naar beneden.

Vervolgens de klim weer omhoog; weer alles nat gezweet komen we weer op het plateau. Daar vertelt Mies dat we min of meer uit ons huisje zijn gezet en dat we dus niet meer kunnen douchen. Bij de auto drogen we ons af en doen andere kleren aan. Het personeel op de Brownsberg is niet bepaald vriendelijk of communicatief; we voelen ons niet echt een gast. Het huisje en zeker de bedden maken geen echt schone indruk en simpel is hier wel heel erg simpel. Bijna 100 US-dollar voor een nacht is dan behoorlijk aan de prijs. Wat dat betreft is er een heel groot verschil met het personeel bij de Voltzberg; het verschil is zeker zo groot omdat beide accommodaties beheerd worden door Stinasu.
Even later vertrekken we terug naar huis. We nemen nog een bezoeker van Brownsberg mee naar de stad. Anneke, creatief therapeute, rond de 25, werkt sinds 1½ jaar in Paramaribo waarbij ze op een aantal basisschool kinderen met problemen helpt. We praten tijdens de reis volop over hoe het was en hoe het is om als Nederlander hier te wonen en te werken, over de kunst in Suriname en over nog veel meer. Als we al keuvelend in de buurt komen van Paranam zien we een enorm grijze lucht. Een heel dreigende lucht; het begint even later flink te regenen. Als de brug over rijden zien we dat het in Paramaribo ook verschrikkelijk hard heeft geregend; de straten staan blank; op sommige plekken bijna 40 centimeter.

Even verder zien we auto’s wijken; er ligt een flinke dikke slang op de weg; wij rijden langzaam voorbij het minstens 3 meter lange, zeker 2 vuisten dikke monster; volgens Rik is het beest dood. We zetten Anneke af, die een paar straten van ons woont. Ook in onze buurt staan de straten blank. Lastig is dat je door het water ook de kuilen in de weg niet meer ziet. We komen thuis en stellen daar vast dat het water mooi ophoudt bij het hek. Eenmaal binnen stellen we vast dat de elektriciteit het niet doet. Dat betekent in ons huis ook dat er geen water is (een hydrofoor zorgt voor een buffer water, waardoor er op tijden dat de waterleiding het niet toch water is. De hydrofoor werkt met een elektrische pomp). Ruim een uur later is alles verholpen.

Met de straten nog onderwater ga ik met Tij en Rik naar de Chinees om soda te halen. Tij heeft iets van een ontsteking aan zijn grote teen. Daar had ie zaterdag ochtend een beetje last van, maar het leek minder te worden. Nu is de teen weer flink rood, warm en wat dikker. De eerste de beste Chinees is open en Tij zit even later met zijn voet in het warme water.

’s Avonds eten we op Blauwgrond; de straat met de Javaanse tentjes. We hebben een flinke honger en eten weer allerlei heerlijkheden. Weer thuis rollen we vermoeid ons bed in.

Het is inmiddels maandagochtend; de rest slaapt nog. Tij is vannacht wakker geworden vanwege de pijn aan zijn teen; straks toch maar even naar de dokter. Verder gaan we ons voorbereiden op onze terugreis. Dit is onze laatste bijdrage uit Suriname; we zullen ook thuis nog wel een verhaal toevoegen met een terugblik; mijn eindconclusie is al duidelijk; ik heb een fantastische vakantie gehad.


Update van Tij:

Groot, klein, dik of dun???

Mijn teen is niet groot

Mijn teen is niet klein

Dik is mijn teen

En dun dat ben ik

In Galibi is er een zandvlo in mijn teen gekomen.

Die heef daar eitjes gelegd en de teen ging onsteken.

Ik merkte het eigenlijk pas zaterdag

De teen was rood geworden en deed pijn.

Toen had ik een paracetamol gepakt en dat hielp.

Dus kon ik gewoon wandelen, klimmen en klauteren bij Brownsberg

Maar zondag ging de teen steeds meer pijn doen. Papa heeft soda gekocht en daar ben ik met mijn voet in gegaan. Maar vannacht deed de teen erge pijn.

Vandaar gingen we vanmorgen naar de huisarts in het academisch ziekenhuis.

Die zag direct dat het een zandvlo was. De zuster heeft de vlo met de eitjes uit de teen gehaald. Dat deed nogal pijn. Toe alles achter de rus was, viel ik half flauw. Toen de assistente met een doekje waar ik aan moest ruiken. 3 x. Dat was een soort drugs want ik werd er wakker van.

De teen is nu verbonden en ik moet een drankje met antibiotica drinken. En dat smaakt naar een soort snoepje.


Gelukkig doet de teen nu nog maar een heel klein beetje pijn.

Tij

26.7.07

Laatste week

Dinsdag is Tineke teruggevlogen naar Nederland, ’s avonds om 9.00 uur vertrok het vliegtuig. De dag zelf besteed aan het kopen van souvenirs door de grootste groep van de familie en ik heb me bezig gehouden met huishoudelijke taken. In een klimaat van 30 graden Celsius en een luchtvochtigheid van boven de 90% is dat geen sinecure. Het gutst van je lijf en na een heel huis geveegd, geschrobd en gedweild te hebben kunnen je kleren in de was en zelf kun je onder de douche.

’s Middags hebben we saotosoep gegeten bij het IOL (Instituut voor Opleidingen voor Leerkrachten). In onze tijd de beste saotosoep die er te krijgen was. Nu ook heel lekker, maar of het nog steeds de lekkerste is, betwijfel ik.

Fred, Tij en ik zijn Tineke naar Zanderij gaan brengen (Rik is bezig met filmpjes te compileren). Stel je voor dat je tijdens het spitsuur op de Napoleonsbaan van Venlo naar de snelweg naar Maastricht rijdt. Niet voor niets de dodenbaan genoemd. Nou hier is het ook zo iets maar dan een aantal malen erger. Daar waar tot Lelydorp nog wel fietspaden aan beide kanten zijn, daarna zijn er gewoon fietsers, bromfietsers en voetgangers op dezelfde tweebaans weg. En iedereen moet zo snel mogelijk van A naar B. Dus halen velen je in, ze toeteren even zodat je even in kan houden zodat een frontale botsing met een tegenligger ternauwernood voorkomen kan worden. En dat gebeurd veelvuldig. Het angstzweet loopt me over de rug ondanks het feit dat de airco op zijn koudst staat. Dus ik heb Fred me laten beloven om absoluut niet in te halen ook al is de weg echt vrij. Hij heeft zijn woord gehouden, maar ik was blij toen we veilig en wel weer thuis waren.

Tineke was snel ingecheckt en kon daarna nog even met ons wat drinken en eten. Wat namen Tineke en Tij? Juist ja, een hamburger voor de een en een broodje frikadel voor de ander.

Woensdag 25 juli.

Ik had gehoord dat de prijzen van juwelen in Suriname laag zijn in vergelijking met Nederland. Dit heeft te maken dat hier veel goud gewonnen wordt.

Fred heeft dit jaar al een aantal malen geopperd om onze trouwringen te upgraden. Tot nu toe was het er niet van gekomen. Maar vandaag zijn we naar de beste juwelier van Suriname gegaan en hebben we een mooie aanpassing op onze trouwringen uitgezocht. Maandag kunnen we ze halen. Onze liefde die in Suriname tot bloei is gekomen bezegelen we op deze manier in ons Switi Sranan. We weten eigenlijk wel zeker dat wij niet meer terug zullen gaan naar Suriname omdat er nog zoveel moois te zien is in de rest van de wereld. De kinderen hebben al een paar keer aan ons gevraagd hoe wij afscheid willen nemen van dit land. Wel dat doen we met onze hernieuwde trouwringen, mooier kan niet, denken wij.

Vanmiddag zijn Tij en ik in een van de duurdere hotels van Paramaribo gaan zwemmen. Een lekker zwembad, maar hier vertoefde wel de kale kak van Nederland. Ik heb enkele gesprekken kunnen volgen. Nou die logen er niet om. “je kan hier voor geen geld een kast van een huis plaatsen op de mooiste plekjes, maar ja die Surinamers zijn zo inefficiënt…” De voorbeelden die daar bij hoorden waren niet om trots te zijn dat jij ook een Nederlander bent.

Vanavond zijn we getrakteerd door Rob en Rose op een heerlijk diner.

Zij zijn een stel wat we op onze trip naar de Bijna Blanche Marievallen hebben ontmoet. Ontzettend aardige mensen die bezig zijn met een geweldige wereldreis. We hebben elkaar onze Suriname-ervaringen verteld en hebben ondertussen heerlijk gegeten.

Rob en Rose hebben het plan om in de Filippijnen een duikschool te gaan beginnen, dus de uitnodiging ligt er. Maar eerst komen ze eind van het jaar voor een paar maandjes naar Nederland en dan zullen we samen een heerlijke Surinaamse maaltijd maken.

24.7.07

Raleighvallen

Spannende momenten

We zijn zojuist teruggekeerd van een trip naar de Voltzberg en de Raleighvallen. Een trip met een aantal spannende momenten.

Het eerste spannende moment is het gevolg van de manier waarop we daar naartoe gaan. We hebben gekozen om te gaan vliegen. Met 5 personen vliegen betekent een klein vliegtuig. Bij een klein vliegtuig is het gewicht van de passagiers en hun bagage van groot belang. Zo mag je maar 5 kilo bagage p.p. meenemen; alles bij elkaar dus geen handbagage en die flauwekul. Voor ons gezin dus 25 kilo; de gewogen bagage was 22,5 kilo, maar Mies had stiekem de rugzak er niet bij gezet. Vervolgens wordt elke passagier individueel gewogen; nu is er geen mogelijkheid meer om iets te smokkelen. Ik ga geen cijfers noemen maar wel de belangrijkste conclusies:

1. Twee van de passagiers waren zichtbaar opgelucht, twee passagiers enigszins teleurgesteld en een passagiertje die wist vooraf al precies waar ie aan toe was.

2. Een klein vliegtuigje was niet genoeg. Om ons hele gezin te vervoeren moesten er 2 vliegtuigjes worden ingezet.

Ik zou met Tij en de bagage in het eerste vliegtuigje gaan en Mies, Tineke en Rik in het tweede toestel. Voor Mies een geruststellende gedachte; bij een eventueel ongeluk zou er in ieder geval steeds een kind met een ouder overblijven. Maar Rik hielp haar meteen uit de droom; een botsing tussen beide toestellen is natuurlijk zeer wel mogelijk.

In de Cessna mocht Tij naast de piloot zitten; een Cessna kun je het best vergelijken met een Volkswagen Kever met vleugels; het bromt maar het vliegt. Tij mocht co-piloot zijn; hij kreeg een korte instructie: naar links sturen is naar links gaan, rechtssturen en je gaat naar rechts. Trek je het stuur naar je toe dan stijg je; duw je het naar voren dan daalt het vliegtuig. Tij kreeg echt de gelegenheid om dat te ervaren. Tijdens de vlucht heeft vooral de automatische piloot het werk gedaan; ik kreeg op een bepaald moment het idee dat de piloot een dutje deed en Tij daadwerkelijk het toestel stuurde. Net toen ik hem een por wilde geven gaf hij een teken van leven.

Uiteindelijk heeft Tij ons een rustige vlucht bezorgd en zette hij zeer deskundig de kist aan de grond op Fungu-eiland waarop zich de lodges van Stinasu (Stichting Natuurbehoud Suriname) bevinden. De lodges waren aanzienlijk luxer en mooier dan de accommodatie die wij vroeger hebben bezocht. Een mooie open architectuur; gemaakt met lokale grondstoffen en met elke kamer eigen sanitair. We hadden een prachtig uitzicht op de rivier.

Een ander spannend moment was of ik de top van de Voltzberg zou bereiken. Van de vorige keer wist ik dat het een zeer zware tocht was; eerst ruim 7 kilometer door de jungle en dan de kale rots beklimmen. Ik moest destijds diep in de reserves om de top te halen; inmiddels ben ik ruim 20 jaar en ouder en ongeveer 30 kilo zwaarder. De afstand is op zich niet groot; maar in de omstandigheden van een temperatuur van circa 30 graden Celsius en een luchtvochtigheid van bijna 100% is elke beweging vermoeiend. De tocht naar de voet van de verliep op zich redelijk; na 10 minuten was ik wel al volkomen bezweet; veel drinken is belangrijk. Ik heb uiteindelijk tijdens de hele trip 3½ liter water gedronken. Gelukkig had ik druivensuiker om snel brandstoffen aan te kunnen voeren. De klim bestaat uit 3 stukken; een eerste zwaar stijl stuk, een stuk dat wat vlakker is en tot slot een heel stijl stuk. Ik heb het eerste stuk gehaald; maar dat koste me erg veel moeite; mijn hartslag schoot omhoog en het duurde bij elke kleine pauze langer om terug te keren naar een aanvaardbaar niveau. Dat was voor mij het teken om niet helemaal naar de top te gaan; ik ben doorgegaan tot een niveau waarop ik boven de bomen op het bos kon kijken, maar toen heb ik Rik en Tij met de gids naar de top laten gaan. (Mies en Tineke waren er niet bij; in hun verhalen meer daarover). Ik heb zitten wachten tot Rik, Tij en de gids weer terugkwamen. Al wachtend heb ik gezocht naar vliegende papegaaien; dat was toch het beeld dat op mijn netvlies heb zitten van het vorige bezoek. Ik heb ze niet gezien; ook Rik en Tij hebben geen ara’s gezien. De terugweg was voor mij zeer zwaar; de hongerklap nabij; ik wist dat ik wat moest eten, maar dat lukte niet. De druivensuiker was daardoor van groot belang. Het laatste stuk was ik dicht bij de beelden die velen zullen kennen; van die Zwitserse atlete die zwalkend over de finish van een Olympische marathon loopt. Ik wil mijn prestatie niet vergelijken met die van haar maar wel mijn toestand aan het eind van de tocht. Aan het eind van de tocht heb ik het mooiste plekje van de wereld (zeker op dat moment) gevonden; de Anjoemaravallen; een kleine waterval.
Na een lange, vermoeiende tocht van in totaal 7 uur kon ik in de vallen gaan liggen; zelden heb ik zoiets heerlijks meegemaakt; een douche van enkele honderden liters water per seconde. Water is helend; na een uur in de vallen was ik een ander mens. Aan mijn voeten voelde ik dat ik een pittige tocht had gelopen; mijn adem en mijn hart had ik weer terug en dat was een zeer prettige ervaring. Tij heeft me door het laatste half uur gesleept; hij droeg mijn rugzak, waarschuwde me voor gladde plekken en stronken en gaf me een hand om me te helpen;wat ben ik gezegend met zo’n zoon.


Fred


Raleighvallen, toen de mooiste plek, nu weer!!

Fred en ik herinnerden ons de Raleighvallen als de mooiste plek van Suriname en dat is ie gebleven. Zelfs nog beter. Het terrein was echt mooi opgeknapt, met een open keuken met grote tafels om samen te eten. De twee kokkinnen hebben ons lekkere maaltijden voorgezet en waren beide erg aardig en meelevend. Maakten eten wanneer het moest, het maakte niet uit of dat per groep op andere tijden moest. De gidsen die we hadden waren kundig en hebben ons van het “bos” verteld. Van Telefoonboom, tot het maken van vlechtwerk als voorbeeld hoe de bosnegers hun dakbedekking maken. Het Nederlands als basis is aanwezig maar het is duidelijk niet de taal die ze veel gebruiken, ‘jij zien boom daar’.

Deze vakantie wordt ik wel steeds geconfronteerd met het feit dat ik niet jong meer ben. Ik word stelselmatig met mevrouw aangesproken in de groepen met wie we op pad zijn. Of dat nu medereizigers zijn of gidsen, ik ben mevrouw. Het aangeven dat ik Mies heet en ook graag zo genoemd wil worden heeft geen effect. Tijdens de Raleighvallen was het nog erger. Ik was Moeder of Mami (uitgesproken als Maami). Nou dat voelt toch oud, zeker als anderen (wel jongere deelnemers wel gewoon bij hun voornaam worden aangesproken).

Tineke was op de dag van vertrek naar de Raleighvallen niet lekker, buikloop en een ernstig verstopt oor wat echt oorpijn gaf. Dat betekende dat zij de eerste dag na aankomst direct naar bed is gegaan om energie op te doen, om de volgende dag voldoende te zijn opgeknapt om de Voltzbergtocht mee te kunnen maken.

De rest heeft de eerste dag met de gids een wandeltocht op het eiland gemaakt naar de punt van het eiland. Een wandeling van een dik uur. Prachtig en lekker zweten. Het heerlijk is dat onze lodge aan de rivier lag waar we aansluitend (maar ook vooraf al) heerlijk in hebben gezwommen.

Om te voorkomen dat we voortijdig de tocht naar de Voltzberg zouden moeten beëindigen hadden we een tweede gids geregeld. Deze zou meegaan en indien nodig zou hij met Tineke en mij terugkeren. Echter de volgende morgen bleek Tineke nog echt niet te zijn opgeknapt. Uiteindelijk besloten dat Tineke en ik niet mee zouden gaan naar de Voltzberg, maar dat wij met de extra gids, Hugo, de tocht naar de Moedervallen zouden proberen te maken. Tineke terug naar bed en om 10 uur zijn we vertrokken. De gids was zeer attent. Al gauw was Tineke duizelig en moest even stoppen. Ze wilde echter wel doorgaan, waarop de gids het tempo echt aanpaste, en onze tassen ging dragen, Voor elke uitstekende wortel, losliggende steen waarschuwde hij. Echt heel lief. Daarnaast stopte hij regelmatig om wat uit te leggen over de flora en fauna. Mooie gelegenheid om weer even bij te komen. Bij een heel klein en ondiep kreekje moest er over wat keien gelopen worden. Hij liet Tineke voorgaan en hij liep vervolgens door het water en hielp Moeder door haar liefdevol een handje te geven …….

Ook weer terug de boot in was hij de galante man die Moeder in de boot hielp, terwijl de bootsman riep wat Mami wel en niet moest doen, tja..

Tineke heeft het gered en had zelfs na wat gerust te hebben het gevoel dat ze wat opknapte.

Het was ongeveer 14.30 toen we terug in de lodge waren. Toen begon ik toch wel erg vaak aan Fred en de jongens te denken. Zou Fred het halen? Zou hij zich niet te veel forceren? Hoeveel langer zouden ze nodig hebben. Het begon wat aan me te knagen. Maar om kwart voor 4 zag ik de boot vetrekken die hen moest halen. Zou het dan toch nu al zo ver zijn? En jawel, daar kwamen ze aan. Trots, moe en helemaal blij met de mooie tocht. En ik, ik was als Mami alleen maar ontzettend blij ze weer gezond aan te zien komen. (en de tocht heeft uiteindelijk zelfs een half uur korter geduurd dan wij indertijd nodig hadden).


Mies

Foto bij de Moedervallen (2de keer voor Tineke en Mies)


♪ Raleigh boys ♪

Ondanks de teleurstelling van eerder die dag, heb ik genoten van de tocht naar de Moedervallen (dat is de naam van de grootste vallen in het geheel van de Raleighvallen). Daarnaast zijn er zijn slechtere plekken om op bed te liggen.. Nadat de jongens terugkwamen van hun tocht en alle verhalen hadden verteld, werden we door Rosita, onze geweldige kokkin, verwend door een heerlijke bami. Al meerdere malen hadden de gidsen verteld over de Raleigh Boys, een band die de werknemers daar vormen. Na het eten begon dan eindelijk het optreden. In de personeelsruimte stonden de jongens klaar om hun muziek aan ons te laten horen. De liedjes begonnen met voorzang van een van de jongens (heel toevallig heette hij Gordon en nog toevalliger, onze gids) waarna de rest mee zong en daarna de trommels werden ingezet. Niet iedereen stond meteen enthousiast op de dansvloer, maar bij het tweede liedje namen Amerikaanse onderzoekers hierin het voortouw en al snel stonden wat meer mensen op de dansvloer.

Tij en ik werden er ook op getrokken, waar Tij de show stal.
De dansmoves die hij daar maakte, natuurlijk geleerd van zijn grote zus, maakte diepe indruk op de rest van de aanwezigen. Bij het ontbijt werd er nog over nagepraat. Na een niet al te lange tijd ben ik weggegaan, lekker gaan slapen. Het feest was echter nog niet afgelopen, Rik en Mies hebben zelfs nog even gedanst. Om de bandleden een extra zakcentje te geven (ze verdienen erg weinig daar) hebben Tij en Rik een t-shirt van onze Raleigh Boys gekocht. Vandaag hebben we met z’n allen nog een keer de tocht gemaakt naar de Moedervallen. Voor Tij en Rik was het na de tocht van gisteren een beetje een deceptie, maar toch is het een mooie tocht geweest, waar we een dunne lange slang en een ara hebben gezien.

Met een groter vliegtuig is de gehele groep van 16 mensen naar Paramaribo teruggekeerd. Morgen nog eventjes een laatste keer door Paramaribo en dan ga ik terug naar Amsterdam. Maar dit is geen afscheid, maar een tot ziens (‘Valentina’s reis’, Santa Montefiore, ontzettend fantastisch boek, als je van bouquet-reeksen houdt). Ik moet namelijk terug om te laten zien dat ik heus wel de Voltzberg kan beklimmen in een recordtijd.

Tineke


De Voltzberg


Om 08:00 vertrokken we in een smalle, lange boot naar de Anjoemaravallen. Er is, volgens mij, 1 kapitein die de rivier door en door kent. Je moet wel een echte kenner zijn van snel stromend water wil je daar doorheen varen. Er zijn veel rotsen die je kunt zien, maar er zijn ook veel rotsen die je niet kunt zien. Aangekomen bij de vallen leggen we onze tas neer waar onze zwemspullen in liggen en beginnen we aan de tocht naar de berg. Fred, Tij en ik pakken een wandelstok die vorige wandelaars hadden gebruikt. Na een paar minuten gooit Tij zijn wandelstok al weg omdat hij vindt dat het niet nodig is deze te gebruiken. Na 20 minuten lopen komen we al een dier tegen; het Surinaamse konijn. In feite is het gewoon een groot konijn zonder die lange oren. Het is prachtig om door het oerwoud te lopen, een weg langs een omgevallen boom maken, tussen rotsen door en over kleine beekjes. Toen merkte Tij dat een wandelstok wel erg handig is.

Er zijn namelijk vele beekjes die je over moet. Er ligt meestal wel een dikke ronde tak van 10 cm breed in het water waar je dan over heen moet lopen, dan moet je goed kunnen balanceren dus. Als je dat niet kan val je 1 of misschien 2 keer in het water, toch Fred? Gordon, onze gids, maakte met zijn machete een nieuwe wandelstok voor Tij. Onderweg zagen we vele apen boven ons. Ik heb hier en daar een aantal kunnen vastleggen op film. Op een gegeven moment stonden we stil en keken we een paar minuten lang naar boven omdat daar een groepje apen van boom naar boom slingerde (direct boven ons). Het was erg indrukwekkend om dat te zien. Gordon vond even later een spoor van een Tigri Kati (Tijger Kat; grote kat; lynx). Maar helaas hebben we hem niet gezien. Als je door het oerwoud loopt hoor je ongelofelijk veel; vogels die fluiten en bladeren die ritselen. Maar je ziet vergeleken met de geluiden erg weinig vind ik.
Aangekomen bij de voet van de berg namen we nog even een pauze. Ik nam nog even een pilletje antibiotica voor mijn benen (het gaat goed met mijn benen trouwens, geen pijn meer en alle blaren zijn weg omdat mijn hele benen zijn vervelt).We namen zo min mogelijk bagage mee naar boven. Een tas met 3 flesjes water, boterhammen en mijn camera’s. De wandelstokken lieten we achter net zoals Gordon’s machete en de rest van het water. Vooral Fred had het zwaar met deze eerste klim. Ik vond het wel erg fijn dat het eerste stuk nog begroeid was met struiken en kleine bomen om je daar aan vast te kunnen houden. Fred wilde dat we niet langer op hem wachtten dus gingen Gordon, Tij en ik verder naar boven. Toen het kale stuk kwam gingen we toch nog maar even wachten. Fred kwam na een paar minuten er ook bij. Hij probeerde echt zo ver mogelijk te komen maar helaas kon hij de top dit keer niet bereiken. Gordon, Tij en ik gingen verder. Ik moet tijdens de klim (die niet zo lang meer duurde) ook nog een aantal keren stoppen omdat het gewoon ongelofelijk zwaar is in die volle zon. Maar toen waren we uiteindelijk daar: de top van de Voltzberg. Ik was erg trots op Tij en mezelf en ook zeker ook Fred die een mooie prestatie heeft neergezet.

Het uitzicht op de berg is adembenemend mooi. Je ziet vele andere bergen in de verte die, net als de Voltzberg, ook kale toppen hebben. Eigenlijk is de Voltzberg 1 grote, harde steen. Ik had wat foto’s gemaakt en wat gefilmd en toen gingen we al vrij snel weer naar beneden. We zagen toen Fred staan op dezelfde plek waar hij was achtergebleven. Hij was genoeg uitgerust en we gingen weer verder naar de voet van de berg. Daar namen we weer een pauze. Ondertussen was mijn t-shirt weer helemaal nat van het zweet terwijl deze op de berg flink opgedroogd was van de heenreis. Toen ik weer in het oerwoud liep voelde dat erg licht en fijn omdat je niet meer zo steil omhoog of omlaag moet gaan. Maar toen ik de waterval na een paar uur hoorde werd ik erg moe. Vooral omdat je denkt dat de waterval dichtbij is, maar dan duurt het toch nog wel even 45 minuten voordat je er eindelijk bent. Toen zagen we ook nog grote vogels op ons pad lopen: grote, zwarte vogels met een grijze/zilveren rug.
Toen ik de waterval zag was ik ontzettend blij, ik kleedde me gauw om en ging in het water. Ik had 1 blaar die meteen de 2de stap die ik nam in het water openging door een scherpe steen. Maar dat kon de pret zeker niet minderen. Het was echt superfijn om in dat stromende, koele water te zijn. Langzaam maar zeker kwam ik steeds dichterbij de waterval zelf. Je moet erg voorzichtig zijn met al die scherpe stenen die op de bodem lagen. Eenmaal onder die waterval was het echt fenomenaal. Een dag om nooit te vergeten.


Rik

21.7.07

Galibi

19 en 20 juli 2007

We vertrekken vroeg naar Hotel Residence Inn waar we worden gehaald met een busje voor een tweedagse trip naar Galibi. Galibi ligt in het oosten van Suriname aan de kust. Hier komen de grote schildpadden uit de zee om hun eieren te leggen en we hopen dit mee te kunnen maken.

De andere leden van de groep zijn Michel (Michel was ook mee naar de Blanche Marievallen), Jessie en Will (een onderwijsechtpaar) en Martijn, Zoë en Fabio (Martijn en Zoë zijn Ciosstagiares op een basisschool in Paramaribo en Fabio is de vriend van Zoë die haar nu bezoekt).

De reisleider is Terrence, hij is een indiaan , oorspronkelijk uit Galibi, maar gevlucht voor de binnenlandse oorlog in 1986 (mijn vader stond op de zwarte lijst). Terrence begint direct met erg veel te vertellen over Suriname en laat ons onderweg verschillende interessante zaken zien.

Aangekomen in Albine, de grensplaats aan de Marowijne-rivier, met aan de Franse kant Saint Laurent (gevangenis van Le Papillon van het bekende boek), stappen we in de boot naar Christiaankondre. Een boottocht van een dik uur. Heerlijk ontspannen zo’n boottochtje. De zon op je huid, mooi uitzicht op de groene oevers met daartussen de kleine indianennederzettingen. Christiaankondre blijkt een zeer idyllisch indianendorp te zijn. Onze lodge ligt direct aan de kust met de palmbomen en lekkere strandstoelen die onmiddellijk uitnodigen tot chillen.

De kamers werden toegewezen en snel het strand op. Lekker windje en een niet te felle zon. Tij was in no time in de rivier met Martijn en Fabio.
Een uur later stond ons eten op tafel waarna we een wandeling door de twee indianendorpjes hebben gemaakt. Een man is gestart met een lokale zoo met dieren die hij zelf vangt in het oerwoud. Een luiaard, 2 Slangen, een babyaapje, een miereneter, twee hele kleine zwijntjes en kleine kaaimannetjes. Het is vreemd om zoiets hier aan te treffen, je hebt toch het gevoel dat deze beesten niet in gevangenschap moeten leven, maar van de andere kant is dit toch weer een bron van inkomsten voor deze mensen. Een slang werd uit zijn hok gehaald, het aapje mocht op onze arm en de kaaimannetjes werden voor ons op de grond gezet. Vooral het aapje was toch wel erg lief.

In het ‘centrum’ van het dorp is een volleybalveld waar de groep gaat volleyen. Steeds meer merken we dat we een erg leuke groep hebben die ook direct echt een groep is. Natuurlijk ook even langs, in dit geval het vrouwenhuis, waar we souvenirs (zelfgemaakte sieraden) kunnen kopen. Terug in de lodge eten we een kop soep en gaan we aansluitend (het is ondertussen donker en 8 uur ’s avonds) met de boot naar de stranden waar de schildpadden hun eieren komen leggen. Het is een fantastisch mooie avond, een heldere hemel met ontzettend veel sterren. En in een gebied, niet vervuild met lichten vanuit industrie of steden is dat extra mooi. Op de stranden liggen overigens wel overal veel pet-flessen. Varen in het donker met grote zaklampen is al heel bijzonder. Tijdens het varen werd het strand beschenen op zoek naar de schildpadden. Uiteindelijk zag de reisleider er een. We stopten, stapten uit en konden erg dicht bij de enorm grote Aitkantie (Leatherbackschildpad) komen. Een enorm gevaarte van circa 1 m en bijna 200 kilo, die druk doende was om met haar poten een gat te graven om daar haar eieren (zo’n 85) te kunnen leggen. Terrence gaf aan dat deze schildpad qua grootte bij middelmaat zat, ze kunnen dus nog veel groter. Deze schildpad was begonnen met het graven van het nest iets te dicht bij het water. Hierdoor zat er water in het gat. Dat is niet goed voor de eieren, en dus gaat zo’n schilpad dan geen eieren leggen. Deze zal dan vervolgens verder het strand op gaan of terug de zee in en uiteindelijk haar eieren leggen. In zee hebben deze eieren dan geen schijn van kans.

We hebben zo’n twintig minuten gewacht om te zien wat ze ging doen. Helaas, bleef ze dralen en halve gaten graven op de verkeerde plaatsen. We besloten het strand af te gaan lopen op zoek naar nieuwe schilpadden. Deze vonden we helaas niet, maar Terrence heeft geoefende ogen dus kon hij ons plaatsen aanwijzen waar lege eierschalen lagen waar schildpadjes al uit het ei waren gekropen en de weg naar de zee hebben gevonden (of niet, en zijn ze opgegeten door krabben, vogels of andere beesten die dit een lekkernij vinden). Op een gegeven moment begon Terrence in het zand te graven en hij vond twee schilpadjes die wel uit de schaal waren maar de weg naar zee niet hadden gevonden. Deze twee werden op het zand gezet en daar kropen ze beide naar zee waar de door de golven zijn meegenomen. Daar zullen ze uitgroeien tot grote schildpaden als ze niet al eerder door vissen zijn opgegeten!

Al met al was het een fantastische avond, waar we weliswaar niet veel schilpadden hebben gezien maar wat we zagen was zeer indrukwekkend een ervaring om nooit te vergeten.

Behalve dat het een prachtig mooie avond was, hadden we hier te maken met zeer enthousiast stekende muskieten. Ik ben werkelijk lek gestoken, dikke rode plakkaten op mijn billen, rug, armen, benen en schouders. Hier hielp de sterke muggenmelk Deet helemaal niet tegen. Gek van de jeuk werd ik. Toen we eenmaal terugkwamen in de lodge ben ik als een gek gaan douchen en heb ik me ingesmeerd met azaron om de jeuk enigszins draaglijk te laten zijn en ben ik onder de klamboe gaan liggen. Heet maar wel zonder die ellendige beesten.

De volgende morgen al vroeg op na een slechte nacht. Deze werd volledig goed gemaakt door een prachtige zonsopgang.
In eerste instantie regende het ,een mooie tropische regenbui, een sluier regen hing boven de rivier, daarna werd het droog en begon de zon aan kracht toe te nemen. Het was echt heel erg mooi. Voor en na het ontbijt heeft Tij weer heerlijk gezwommen en hij was enigszins teleurgesteld toen hij er uit moest omdat we naar de school gingen wandelen. We kwamen bij de school aan op het moment dat de kinderen net pauze kregen en we werden door de directrice ontvangen, die echter druk bezig was met de toetsen van de 6e klas (de Surinaamse CITO-toets). Deze waren net klaar en moesten vandaag nog naar Paramaribo, de onderdirectrice heeft daarom ons wat van de school verteld (150 kinderen, school net gerenoveerd, verder dient de school zelf zorg te dragen voor het onderhoudt, wat deels gefinancierd wordt van donaties van toeristen). We mochten volop rondkijken en foto’s maken.
Toen de pauze voorbij was werd er gebeld door de directrice en de kinderen stonden in no time netjes in de rij. En na nog enkele huishoudelijke mededelingen van de directrice en nadat de bel voor de tweede en derde keer geluid had, gingen de kinderen klas voor klas rustig de klas in. Tij mocht met twee andere meisjes even mee in de klas en een stukje van de les volgen. Hij moest even naar voren komen en zichzelf voorstellen aan de klas. Hij vond het erg leuk om mee te maken.

Na de ochtendwandeling en het bezoek aan de school was het alweer tijd om te vertrekken, echter niet voor Tij toch weer een duik in het water had genomen. De bustocht was dit keer een zeer onstuimige, deze buschauffeur was voor de duvel niet bang en trapje hem goed op zijn staart. Compleet door elkaar geklutst kwamen we 3 ½ uur later in Paramaribo aan, ruim anderhalf uur korter hebben we over de terugtocht gedaan!

Thuis, direct de kleren gewassen, want morgen vertrekken we voor 3 dagen naar de Ralleighvallen.

We hebben lekkere roti’s gegeten en nog even het achtuurjournaal uit Nederland gezien. Daar gezien dat de intocht van de Nijmeegse vierdaagse behoorlijk in het water is gevallen. Wat jammer!!!!

17.7.07

Kookles, verbranding en Domburg

Knoflook en Lemmetje

Zo heet het bedrijfje dat kooklessen aanbiedt. Wij hadden voor zondag een afspraak.

Op zaterdag zijn we, na de enerverende tocht tot bijna de Blanche Marie watervallen, vrij snel naar bed gegaan. Op zondagochtend een aantal wassen gedraaid; er is op de tocht heel wat rondspetterende modder geweest. In de middag zijn we naar ’t Vat gegaan; een terras vlak bij Torarica. Daar in de buurt was een internetcafe dat ook op zondag open was. Daar hebben we de vorige bijdrage op het blog gezet. Op het terras hebben we nog even zitten praten met Rob en Roos, die zouden de dag erop naar Awarra-dam vertrekken; echt diep het bos in.

Onze zondag stond verder in het teken van een kookles.
Wij hadden aangegeven dat we graag roti met kip, teloh en petjil wilden leren maken. Roti (hindostaans) is een met gele linzen gevulde pannekoek, die gegeten wordt met kerrie-kip en groenten. Teloh (javaans) is gefrituurde cassave met gebakken trie, kleine gedroogde visjes. Petjil is een verzameling kort gekookte groenten: kool, taugé, kousenband en dagoeblad (wat letterlijk hondenblad betekent, omdat je het overal aantreft), met een pittige satésaus. Ook de satésaus hebben we helemaal zelf gemaakt; pinda’s gebrand en gemalen met wat ui en de onvermijdelijke peper; en natuurlijk “knoflook en lemmetje”. Door aan deze pasta later wat water toe te voegen krijg je een pittige satésaus.
Teloh is niet zo moeilijk te maken; je moet even weten hoe je de cassave moet schillen en dat je de kleine gedroogde visjes goed moet schoonmaken. Pièce de resistance was natuurlijk het rotivel; hoe krijg je de geweekte, gemalen en vervolgens droog gemalen linzen in een pannekoek. Het vereist de nodige vaardige handen, maat het komt erop neer dat je een cirkel maakt van circa 12 cm doorsnee; daarop een flinke eetlepel linzenvulling, vervolgens dubbelslaan en netjes dichtplooien. Uit eindelijk is het daarmee weer een bolletje, maar dan met een kern. Vervolgens voorzichtig uitrollen met een deegroller. Dan wordt de pannekoek (vel zegt men hier) gebakken op een “jawah” een plaat van aluminium. Tijdens het bakken wordt het vel bestreken met een mengsel van olie en boter.
Elke kant ongeveer een minuut.

Het was een leuke avond; de kookles werd gegeven door een kokkin met haar moeder. Vooral oma was een mooi portret; vriendelijk doch zeer beslist gaf ze Rik en Tineke instructies bij het bakken van de roti; “zet olie”, “draaien” en “klaar”. Na bijna 3 uur waren de gerechten klaar. Het was natuurlijk veel te veel en we hebben het gezin van de kokkin uitgenodigd mee te eten. Ook de initiatiefnemers van Knoflook en Lemmetje schoven nog aan. Zij hadden nog een aantal tips voor trips en restaurants; al met al een gezellige en leerzame avond.

Fred

Eerste graads zonnebrandwonden.

Rik had zoals eerder al aangegeven was, de terugreis van Apoera naar Nickerie zijn beide benen flink verbrand. Knalrood en een steeds strakkere huid was het gevolg. Pijnlijk met lopen en contant ontzettend warm. Onze pogingen om zondag verzachtende zalven of cremes te kopen liepen op niets uit. Uiteindelijk konden we wat van Rob en Roos gebruiken.


Echter maandagmorgen toen we net uit bed waren, zag Rik dat zijn linkerbeen blaren gingen vertonen en er verschenen enkele witte puskopjes op de huid. Tijd voor een dokter. Via wat omwegen bij de huisartsenpost bij het Academisch Ziekenhuis terecht gekomen. Daar waren we eigenlijk dirct aan de beurt (nadat we eerst in de verkeerde rij waren gaan staan). De zuster kondigde ons aan met ‘Dok, hier is een patient voor u’. Daar constateerde de arts dat Rik een bacteriele infectie had van de anders onschuldige huidbacterie. Dus 4 x dd antibiotica slikken, koelen met ijskoude lappen, insmeren met 2 zalven en uit de zon blijven. “de huid zal helemaal loskomen” aldus de dokter.

Toch maar een dagje rustig aan gedaan en ons tripje naar Galibi (aan de kust waar de schildpadden hun eieren leggen) een dag uitgesteld.

Daar gaan we nu donderdag naar toe. Dit hebben we gereserveerd bij Kathryn, die een klein zaakje heeft in het centrum, en die ons door meerderen is aanbevolen.


Dinsdag 17 juli, Domburg.

Vandaag zijn we al vroeg op pad gegaan naar Domburg. Een oude plantage aan de Surinamerivier. Een mooie route ernaar toe en daar lekker aan het water gezeten in de schaduw. Heel relaxt en daar in gesprek geraakt met Surinamers die sinds een paar jaar vanuit Nederland terug naar Suriname zijn gekomen. Het Nederlandse pensioen is hier een behoorlijk inkomen. Toch merkten we wel enige heimwee, met name bij haar.

Ze heeft ons nog verschillende leuke markten aangeraden, die met name op zondagochtend zijn.

Na de stop zijn we via Billiton (voorheen Nederlands nu een Austalisch bauxietbedrijf) en Lelydorp zijn we weer teruggereden. Rik heeft op een achterafweggetje even in de auto gereden want als je net je rijbewijs hebt is 4 weken niet rijden wel erg lang (je mag hier niet voor je 21e in een huurauto rijden).

Weer thuis viel voor de eerste keer de elektriciteit uit, net toen we allemaal even lagen te tukken in de aircogekoelde kamers. Dan is het gauw erg warm.

De kinderen zijn nu gaan shoppen in de nabijgelegen mall. Het is hier altijd verschrikkelijk druk, maar we zijn er tot nu toe niet geweest.

15.7.07

Nieuw Nickerie, Apoera en de Blanche Marievallen

Mies
Woensdag vertrokken we voor een paar dagen naar het Westen om daar na een dag door te reizen naar uiteindelijk de Blanche Marievallen. Suriname’ s grootste watervallen. Fred en ik zijn hier zelf ook niet eerder geweest.
De weg naar Nieuw Nickerie is 237 km. We herinnerden ons een slechte weg met veel gaten die echt ontweken moeten worden.
Gelukkig is deze weg veel beter geworden. Dat wil niet zeggen lekker glad, zodat je er met gemak met zo’n 120 km per uur over kan sjezen, maar sommige stukken konden we toch wel de 100 halen. Maar let op nog steeds kuilen die soms zeer onverwacht opdoemen. Dus de kunst van het slalommen komt je hier zeker van pas. Dan nog een nieuw fenomeen (althans in Suriname, in onze tijd waren ze er echt niet); de drempels.
Niet de drempels zoals wij die in Nederland gewoon zijn, met keurig witte strepen op de drempel om hem goed zichtbaar te laten zijn, en ook niet hellinkje op even plat stuk en dan hellinkje af, nee een flinke halfronde bobbel in de weg. Meestal wel met borden aangegeven, maar de drempel zelf heeft vrijwel altijd dezelfde kleur als de rest van de weg. De bobbel maakt dat je er echt stapvoets over moet rijden. Je kunt je voorstellen wat er gebeurd als je die drempel niet in de gaten hebt. Hoofden flink aan de handgrepen stoten omdat de auto en oplawaai krijgt waar je niet vrolijk van wordt. Wat kan een huurauto allemaal hebben? Maar die drempels wennen langzamerhand wel, zeker nu Rik net zijn rijbewijs heeft gehaald en erg meechauffeerd. Helaas mag hij niet rijden; onder de 21 mag je hier niet (en in vele landen niet) niet in een huurauto rijden. Ikzelf vind dat toch niet zo erg, het is hier links rijden en dat maakt mij een behoorlijke angsthaas. Iets wat ik 21 jaar geleden echt niet had.
Al met al hebben we over die 237 km 5 uur gedaan. Nog geen 50 km per uur. Wel met enkele korte stops om bijvoorbeeld een lange, dikke zwarte slang te fotograferen waarvan wij dachten dat hij dood was, Rik kwam dus akelig dichtbij dat beest om een mooie foto te maken. Toen we wegliepen en ons nog even omdraaiden, was het beest weg!!! Toen we de foto later aan een lokale oerwoudkenner lieten zien, vertelde hij dat het een wurgslag was; ‘je had dus best nog dichterbij kunnen komen…..’.

Na nog wat meer mooie plaatjes, het kopen van de meest lekkere bara’s (hindoestaanse hartige oliebollen met heerlijke mangochutney, natuurlijk met pepertjes) en groene Fernandes (softdrink, een priklimonade met een gifgroene kleur, favoriet bij Rik, Tij en Fred), kwamen we rond 15.00 uur aan in Nieuw Nickerie, waar we op zoek gingen naar Hotel Dorien. Daar hadden we kamers gehuurd en de eigenaar zou de volgende dag met ons naar Apoera varen om vervolgens als onze reisleider ook mee te reizen naar de Blanche Marievallen. Het hotel ligt aan de Nickerierivier en heeft een redelijk mooi zwembad. Tij verheugde zich hier zeer op. Ons was al verteld dat ze druk bezig zijn het hotel te verbouwen maar dat het waarschijnlijk wel zou lukken. Niet dus, alle kamers werden tegelijk onder handen genomen. Dus bracht Lorenzo Ramcharan (een van de vele Ramcharans in Suriname, hetzelfde als Janssen bij ons) ons naar een ander hotel waarbij hij een korting regelde. Wel had hij ons de boten laten zien waar we mee naar Apoera zouden varen, een aluminium speedboot en een houten boot. We maakten kennis met reisgenoten en konden toch nog zwemmen.
Het hotel gaf ons een familiekamer tot grote ergernis van Rik, want die blijft wakker van Fred’s gesnurk, er zou nog een matrasje bijgebracht worden door Lorenzo waar Tij op zou slapen. Nou dat heeft hij niet gedaan en daarom heeft Tij tussen Fred en mij geslapen. Wel een breed bed maar om nou te zeggen dat het comfortabel was…
De belofte van Lorenzo, die hij niet nakwam bleek later erg te horen bij hem, maar daarover later.
S’ Avonds hebben we gegeten in een Grillrestaurant naast het hotel. Heerlijk weer eens biefstuk met friet. Gek dat je daar toch naar kan verlangen ondanks het feit dat hier zo enorm genieten van de Surinaamse keuken.
Vervolgens lagen we er vroeg in om de volgende dag fris aan de trip naar de Bush te beginnen.


Tij
Woensdag gingen we naar nieuw Nickerie om geld te geven aan de meneer die de trip naar de blanche marie vallen regelde.
Donderdag gingen we lekker met de boot naar apoera.
Onderweg ging het regenen en moesten we een zijl over de boot heen leggen en goed vasthouden.
Voor de rest van de boot tocht was vrij mooi.

Via apoera moesten we eigenlijk naar de blanche marie vallen maar we waren al veel te laat aangekomen dus zouden we de volgende dag gaan.
We overnachte toen in apoera in een guesthouse.
De volgende dag vrijdag gingen we naar de blanche marie vallen zei lorenzo (de leider).
Dus niet, er was een megaplas en melvin (de gids) liep er doorheen en het water stont tot aan zijn borst vol water.

Dus we gingen naar een anderen waterval ook mooi maar we wouden naar de blanche marie.
Zaterdag gingen we terug en nu zijn we weer in Paramaribo


Tineke
De tocht naar de Blanche Marie Vallen ging dus niet door omdat er te veel regen gevallen was. Hier in Suriname tijd is de grote regentijd bijna afgelopen, waardoor de grond vol met water zit. Als het dan weer regent, kan dit regenwater niet snel worden opgenomen door de aarde. Toen we op 10 kilometer van de vallen waren, bleken er te grote plassen, waardoor het niet verantwoord zou zijn door te rijden met de pick up. Plannen werden dus veranderd en we zouden naar andere watervallen gaan. Hierbij heb ik ook een tijd achterop de auto gestaan, heerlijk de wind in je haren, alle vogels en vlinders die je ziet en soms even bukken voor wat takken. De watervallen waar we naar toe reden waren niet erg groot, maar niet te min ook mooi. Tij en Fred zijn het water in gegaan, met moeite konden ze zich staande houden in de sterke stroming. Ondertussen werd er een vuurtje gemaakt om wat knakworsten op te warmen. Rob en Roos (onze groepsgenoten) en Rik waren met Melvin (Melly voor intimi) het oerwoud ingegaan, om nog meer watervallen te bekijken. Dit bleek erg indrukwekkend, dus na het broodje zijn Fred, Mies, Michel en ik ook met Melvin de watervallen en het oerwoud gaan bekijken.. Melvin wist ook ontzettend veel over de flora en fauna, dus kon ons veel vertellen daarover. De watervallen die we zagen waren prachtig en door de vele regen die gevallen was, was de stroming extra sterk. Survivaler als ik ben, heb ik natuurlijk geprobeerd zo dicht mogelijk bij het water te komen. Met de hulp van Melvin is me dat ook bijna gelukt zonder in het water te vallen. Ik gleed een beetje uit, waardoor ik met een been in het water stond. De schade was een natte schoen, dus niks aan de hand.

Toen we terug kwamen bij de rest van de groep, zijn we vrij snel weer vertrokken naar Apoera.. Ondertussen wilde een deel van de groep terug naar Nickerie, omdat ze geen zin hadden nog een nacht in Apoera te blijven. Dit vonden ze te saai. Maar omdat dat zou betekenen dat onze boot dan te vol zou zijn, kon dit niet doorgaan. Dit zorgde voor een extra teleurstelling bij hen, naast die ze al hadden van de terugkeer van de Blanche Marie Vallen. ’s Avonds hebben we nog gekaart en heerlijk gegeten.


Rik:
Toen we terug kwamen van deze watervallen die, volgens Lorenzo, net zo mooi waren als de Blanche Marie Vallen kon ik meehelpen met koken. Ik mocht Koebies ontschubben en daarna de ingewanden er uit halen met veel moeite. (Koebies zijn vissen die daar gevangen worden in de rivier). Ik weet de naam van de man niet meer precies dus voor het gemak noem ik hem baas-Hindu. Baas-Hindu heeft me dus geleerd hoe ik een vis moet schoonmaken wat erg leuk was. Hij moest vroeger altijd koken omdat hij de jongste in het gezin was en omdat hij geen zus(je) heeft, anders zou dat meisje dat (uiteraard) moeten doen. Baas-Hindu vertelde me smakeloze verhalen over hoe hij honden pijn deed met vuurwerk bijvoorbeeld. Omdat wij bezig waren met de vis kwamen er ook honden op ons af die daar bij het guesthouse maar een beetje rondzwierven. Elke keer als er een hond in de buurt kwam kreeg die een klap met het kapmes. Ik vertelde hem dat als hij dat in Nederland zou doen mensen dat niet zouden waarderen. Hij gaf mij het mes en zei: Sla die hond eens, dat geeft een goed gevoel. Dus ik sla de dichtstbijzijnde hond en deze rent daarna weg met enig gekreun. Ik moet zeggen dat ik niet echt een goed gevoel er van kreeg maar het was op zich ook wel best grappig, (ik sloeg ook niet eens hard).
Na het schoonmaken van de vis sneden we ze in stukken, bijna alles werd gebruikt, behalve de kieuwen, de staart en de ingewanden. Daarna werd de vis 2 keer gebakken in olie; heerlijk! Er was ook kip in een kerriesaus, kousenband, rijst, komkommer in zuur, tomaatjes, zelfgemaakte sambal (té heet voor woorden) en een lekkere Djogo erbij. Het was heerlijk! Na het eten zijn we bij het guesthouse gebleven en een beetje lopen ouwehoeren met Melvin, baas-Hindu, nog een ander hulpje, Rob en Roos, Michel en wij. Tineke, Tij en Roos moesten nog bier bijhalen want het was helemaal op. Ik had per ongeluk de laatste Djogo laten vallen, een nieuwe. Roos had namelijk een flessenopener onder haar slipper dus ik pakte haar voet en probeerde de fles te openen, zonder al te veel succes. Het was erg leuk om de verhalen te horen van de Surinamers, erg indrukwekkend. Rond een uur of 11 lagen we allemaal weer in bed.
De volgende dag stond ik, volgens de planning, om 7uur op. Ik ging douchen en vervolgens naar beneden. Ik ging weer in de keuken helpen voor het ontbijt. Er werden sardientjes schoongemaakt en eieren gekookt. Ik ging baas-Hindu helpen met het fileren van de gedroogde vis die we mee hadden genomen uit Nickerie. De stukjes filet deden we in de wok met wat pepertjes, maggiblokjes en tomatenpuree; erg lekker! Dit was alleen niet voor het ontbijt maar voor de lunch. Na het ontbijt pakten we onze spullen in en zette deze op de truck. We gingen naar de haven van Apoera. We zouden daar, voordat we met de boten zouden vertrekken, eerst nog een wandeling maken naar een indianen dorp. Natuurlijk ging de groep ‘aanstellers’ niet mee. Het was erg indrukwekkend om de primitieve levenswijze te zien van deze indianen. Na een half uurtje waren we weer terug bij de haven. 1 boot was er al (de boot voor de aanstellers). We zouden om 10uur vertrekken maar de 2de boot was er nog niet. De boot met de aanstellers ging de andere boot zoeken ergens 15 minuten van ons vandaan. Vervolgens moest wij hebben wij 3 kwartier gewacht voordat onze boot er was. We gingen zo snel als we konden met inladen zodat we snel in Nickerie waren, want we moesten ook nog terug naar Paramaribo, het liefst voordat het donker was. Na een uur kwamen we aan bij Orealla, het dorpje in Guyana waar we op de heenweg ook al waren gestopt om wat te eten. We zagen alleen de andere boot niet toen we daar aankwamen dus besloten we maar verder te gaan. Pas toen we bijna weer op de oceaan waren zagen we de andere boot. We moesten ergens anders aanleggen dan waar we een paar dagen geleden vertrokken waren in verband met eb. Allebei de boten waren al een keer vast komen te zitten vanwege het lage water maar gelukkig waren we goed aangekomen bij een houtzagerij. Vervolgens stapten we in een bus en werden we naar Lorenzo’s ouderlijk huis gebracht waar de auto van Rob stond en onze auto. Fred en Rob stapten uit en volgden ons. Omdat we elkaar misgelopen waren in Orealla wilde Lorenzo dat we samen nog een bami ergens gingen scoren in Nickerie. Humphrey (één van de aanstellers) wilde niet mee. Hij was erg boos over het feit dat het niet zo is gelopen zoals hij had verwacht en wilde eigenlijk daarom zijn geld terug. Lorenzo vond het niet leuk dat de groep aanstellers niet mee ging eten. Humphrey vroeg om geld en uiteindelijk gaf Lorenzo hem 50SRD om ergens wat te gaan eten. In het centrum van Nickerie stapte de groep aanstellers uit omdat ze daar waren waar ze moesten zijn. Rob, Roos, Michel, Lorenzo en wij gingen door naar het restaurant waar we een heerlijke bami met bakabana hadden gegeten. Opeens kwam Humphrey binnen bij het restaurant, Lorenzo stond op en ging met hem praten. Uiteindelijk had Lorenzo Humphrey geld voor een fles Campari (alcohol) gegeven en toen waren ze beide blij. Rond een uur of 8 kwamen we aan bij ons huisje in Paramaribo. Ik met inmiddels behoorlijk verbrande benen. Ik was namelijk eigenwijs geweest en had me niet ingesmeerd met zonnebrand. Vervolgens had ik een flink stuk geslapen in de boot. Resultaat: pijn. Maar goed.
Vanavond gaan we kookcursussen volgen. Om nóg lekkerder te koken dan dat we nu al doen.


Fred over de reislijding:

Het is geen typefout. De trip die ons tot op enkele kilometers van ’s lands mooiste watervallen bracht werd geleid door een enthousiaste Hindoestaan. Vooraf had hij me al gevraagd of ik 200 euro per persoon veel geld vond. Ik vertelde hem dat in vergelijking met alle andere produkten en diensten de trips naar het binnenland voor mijn gevoel erg duur waren. Hij rekende me voor wat hij allemaal moest regelen, huren en betalen. Hij vertelde ook dat de prijs voor de trip 25 euro goedkoper kon als we de 2 nachten op Apoera zouden doorbrengen. De trip naar de vallen zou dan een dagtrip zijn. Uiteindelijk kozen wij voor 2 nachten bij de Blanche Marievallen.
Zoals aangegeven zijn we daar uiteindelijk nooit geweest. Dat en enkele andere feiten veroorzaakten eigenlijk al de eerste dag enige strubbelingen. Deelnemers waren niet enthousiast over de geboden accommodatie op Apoera; volgens de reisleider was er sprake van overmacht, volgens andere was het slecht georganiseerd. In plaats van het huren van een of meerdere , schijnbaar redelijk comfortabele, huizen, kwamen we terecht in een erg sober, maar tegelijkertijd ook schoon logeergebouw. Op die dag hebben mensen de reisleider er opgewezen dat het wel eens onmogelijk zou zijn om de Blanche Marievallen te bereiken. In de nacht voor onze aankomst was er een groep gestrand en die moesten door de politie worden “gered”.Op onze reis naar Apoera regende het stevig, bij ons verblijf in Apoera regende het flink. De reisleider verkondigde echter steeds dat we de vallen zouden kunne bereiken; adviezen van lokale mensen sloeg hij in de wind. We vertrokken in goede hoop; het was mooi weer en het leek ook zo te blijven. Een mooie tocht die eindigde zo’n 8 kilometer voor ons doel. Het water stond circa 1.20 meter hoog en er was voor de vrachtwagen geen doorkomen aan. Er waren ook geen voorzieningen van de kant van het guesthouse om mensen, bijvoorbeeld met een klein bootje even op te pikken. Het treurige feit constaterend stelde de reisleider voor ergens anders naar een soela te gaan en daar wat te zwemmen en te verblijven.
Toen werden eerst vervelende gevoelens geuit. Een deel van de groep wilde meteen naar Nickerie terug en vervolgens naar de stad. De rest van de reis; eigenlijk anderhalve dag ,werd voortdurend gekenmerkt door ruzietjes, verwijten, eisen om geld terug, de ene groep tegemoet komen, dan weer de andere groep. De reisleider speelde daarin een vervelende rol; bij de een gaf ie af op de ander en andersom. Hij bleef maar zaniken over geld, over dat hij die domme indianen in Apoera niet maar zomaar geloofde en dat Dubois (de eigenaar van de accommodatie bij de vallen) de hele week, ook na aandringen had gezegd dat het guesthouse bereikbaar was. Eigenlijk was de conclusie van de deelnemers dat hij had kunnen weten dat dat niet zou lukken, of dat hij dat zelfs al voor vertrek wist, maar dat hij de 13 keer 300 euro niet wilde laten schieten (“de spaarpot voor mijn kinderen”). De deelnemers bleven een kater houden, ook na het aanbod om samen uit eten te gaan. Een deel wilde niet, maar ging uiteindelijk akkoord met een bedrag om zelf wat eten te kopen.
Het was de houding van de reisleider waar eigenlijk alle deelnemers moeite mee had. Bravoure en een amicale houding zonder echt te luisteren naar de deelnemers. Het mooiste en wat hem betreft de hoogst mogelijke tegemoetkoming was dat we bij een volgend bezoek aan Suriname gratis mee zouden mogen naar de Blanche Marievallen of met een andere trip. Een fantastisch aanbod vond de reisleider.
Toen we vroegen of dat dan ook volgende week kon naar Brownsberg of Galibi stond hij eerst 10 seconden met de mond vol tanden. Nee, daar gold het niet voor, maar als er een trip geweest zou zijn hadden we meegemogen voor de kostprijs  100 euro volgens zijn zeggen!!.
Al met al een leuk avontuur maar toch met een blijvende kater dat we de Blanche marievallen niet hebben gezien. Het budget laat het niet toe nu nog naar de Raleighvallen te gaan (5 keer 379 euro). Op het programma staan nog wel Galibi en de Brownsberg.
Waarom nou de spelling reislijding? Nou in bovengenoemde discussies aangevoerd door de reisleider kwam hij telkens met de zinnen; ‘wat denk je dat het voor mij betekent?’, ‘voor mij is het nog het ergste’, weet je wat mij dit allemaal kost?’, ik had jullie beloofd om Blanche Marie te laten zien, maar ik moet jullie teleurstellen, dat is verschrikkelijk voor mij’, al met al kon je hem met recht de reislijder noemen.


En hier nog wat foto's



11.7.07

Lokaal 11D

Lokaal 11D

Mijn lokaal lag er nog precies zo bij als toen ik er de laatste keer stond. Ik dacht ook even mevrouw Kowsoleaa te zien; de docente Engels. De amandelbomen hebben nog steeds een prominente plaats. Aan de andere kant zijn de verschillen ook meteen duidelijk; de studenten van het Miranda-Lyceum dragen voortaan een uniform; een poloshirt met een logo van de school. Ze zijn er in 5 kleuren. Ik spreek een leerling aan op dat uniform; dit is het 3e schooljaar dat de studenten ze aan moeten. Niet iedereen draagt dezelfde kleur; de student die ik sprak droeg elke dag een andere kleur.
Er is een nieuwe lerarenkamer, sinds kort zelfs met airco. De school vierde vorig jaar haar 40-jarig jubileum. Er zijn allemaal nieuwe leraren; er is geen enkele docent meer van mijn tijd. Uit de verhalen van de directeur en het jubileumboek kan ik concluderen dat de 90-er jaren turbulent zijn geweest. In 1990, halverwege het schooljaar, ging de directeur van mijn periode “Meynaar” met pensioen. De gedoodverfde opvolger uit het team is Nabbie (Nabibaks) is tot het nieuwe schooljaar waarnemend directeur. Bij de start van het nieuwe schooljaar blijkt het Ministerie een nieuwe directeur benoemd te hebben; dat blijkt de start van een periode vol onrust die pas aan het eind van de jaren 90 afgesloten wordt. Helemaal genormaliseerd zijn de verhoudingen nog steeds niet; inmiddels zijn er meer middelbare scholen. Die krijgen van het Ministerie wel middelen voor onderhoud en renovatie; het Miranda-Lyceum krijgt niets. De directeur gaf aan dat de school inmiddels voor een belangrijk deel afhankelijk is van giften en sponsoring.
De leraren die ik sprak waren enthousiast en vol inzet; ze zijn trots om op het Lyceum les te geven. In de zaterdagkrant van afgelopen week las ik dat het slagingspercentage bij het Miranda-Lyceum het hoogst was. Toch prettig om te lezen. Er zijn twee punten waar docenten over klagen; hun salaris van 400 euro per maand, maar het vervelendst vinden ze de inmiddels lage status van het beroep docent. In de tijd dat ik lesgaf kreeg ik een salaris waarmee we goed rond konden komen. We hielden zelfs geld over. Het probleem destijds was echter dat je Surinaamse guldens niet kon omwisselen.
Ik zat aan tafel met de directeur een onderdirecteur, Tineke en …. een oud-student. Hij heeft zijn examen gehaald in 1985; hij kende me niet, had geen aardrijkskunde in zijn pakket. Na omzwervingen via de VS, Canada en België was de man (inmiddels 39) hoogleraar wiskunde aan een universiteit in Sao Paolo. Ik gaf hem een lift naar het centrum. Mijn vraag was of ie nog terug zou gaan naar Suriname om bij te dragen aan de ontwikkeling van zijn land. Hij zei dat ie de indruk had dat hij in Sao Paulo meer kon betekenen door studenten uit Suriname een beurs te bezorgen. Ik denk dan dat die vervolgens ook niet meer terugkomen. Hij zei verder dat hij nu inmiddels meer last had van zijn Surinaams paspoort dan profijt; hij zou binnenkort toch een Braziliaans paspoort aanvragen.

Niet alleen waren Fred en ik naar het Lyceum gegaan om te kijken of er nog een oude collega’s rondliepen, ook wilden we proberen of ik wat lesjes kon volgen. Bij mevrouw de Bies kon dat op dinsdagochtend wel. Als ik me rond half 8 bij de directeur zou melden, zou hij me begeleiden naar het lokaal. Of ik kon er om 7 uur zijn, dan kon ik de vlaggenceremonie meemaken. Dat betekende dat Fred en ik om 10 uur 6 wakker waren en om half 7 in de auto zaten, helaas hebben we nog de vlaggenceremonie nog gemist. Terwijl Fred in de gekoelde lerarenkamer ging zitten, liep ik met de directeur naar mevrouw de Bies, lerares maatschappijleer. Leerlingen waren bezig een presentatie te houden, gebaseerd op een werkstuk dat ze in een groep gemaakt hadden. De twee presentaties die ik gezien heb, gingen over de invloed van creolisering op de hindimuziek en de afro-surinaamse muziek. Net zoals in Nederland vonden sommige leerlingen het erg spannend, andere stonden als natuurtalenten voor de klas. De klas die daarna kwam, een vijfde klas, hield een discussie over huidbleekmiddelen. Zes leerlingen deden mee aan de discussie, een leerling was de voorzitter. Vooraf had de voorzitter een aantal ‘indicatoren’ op het bord gezet, deelonderwerpen waarover ze het gingen hebben. De leerlingen hebben het gehad over de betekenis van kleur in culturen, de rol van de media en de westerse norm. Deze onderwerpen zullen in Nederland nooit ter sprake komen, maar daardoor waren ze voor mij extra interessant. De leerlingen die volgende week hun discussie moeten voeren, hebben het over homoseksualiteit. Het onderwerp was daarvoor voor mij dus niet nieuw, maar de benadering wel. ‘Juffrouw, ik heb gehoord dat je als homo geboren wordt.’ ‘Er zijn inderdaad mensen die er zo over denken.’ (…) ‘Als je het vanuit sociologisch oogpunt zou bekijken, zou je het natuurlijk met omgevingsfactoren verklaren.’ Met open mond heb ik naar dit gesprek geluisterd. Vooral de ‘sociologische benadering’ was niet te volgen. Ik vind het vreselijk dat in veel landen over homoseksualiteit nog steeds zo negatief gedacht wordt. Juist als maatschappijleerleraar moet je leerlingen in contact brengen met diverse denkbeelden, maar deze juffrouw gaf niet de indruk dat ze dat ging doen. Dat was niet het enige moment waarop ze haar mening duidelijk neerzette. Tijdens de presentaties en discussie onderbrak ze regelmatig de leerlingen om haar mening te uiten of de leerlingen te verbeteren. Zelf heb ik dit in Nederland maar zelden gezien en eigenlijk vind ik haar manier ook de juiste. De leerlingen hebben het voorbereid, geef ze de ruimte het plan tot uitwerking te brengen, aan het eind van de les mag je als docent daar je commentaar op geven.
Het was dus erg interessant om bij deze lessen aanwezig te mogen zijn. Enerzijds dus veel gelijkenissen in de vorm van presentaties en discussie, anderzijds een groot verschil in onderwerpkeuzes en rol van de docent.
Nadat we terug kwamen van school, zijn we naar Nieuw-Amsterdam gegaan. Hier is een fort en een openlucht museum. Fred vertelde dat er in 25 jaar niks gebeurd was, rondom het onderhoud. Mies had juist het idee dat het wel beter was onderhouden. Leuk om rond te lopen, maar echt een eenheid of een rode draad heb ik niet duidelijk kunnen herkennen.

Vanavond gaan we eindelijk pom eten, we hopen dat hij minstens zo lekker is als dat wanneer Mies hem maakt. Morgen (woensdag 11 juli) vertrekken we richting Nickerie, om vanuit daar donderdag naar de Blanche Marie Vallen te gaan. We zullen dus een paar dagen niet te bereiken zijn via e-mail, dan zitten we lekker in het binnenland.

Mijn verhaal deel 3

Gister gingen we naar Nieuw Amsterdam Nieuw Amsterdam is eigenlijk een fort van Suriname.

Maar nu is het een openluchtmuseum.

als je een over een bruggetje liep dan kon je heel mooi de Surinamerivier en de Comewijnerivier zien.

Toen gingen we naar huis en even naar het internetcafé.

S’avonds gingen we naar een restaurant tineke,rik,mies en fred hadden pom dat vonden ze lekker ik had zelf gekozen voor bami.

Onderweg naar het restaurant kwam de politie een check doen de eerste keer waren we er goed door heen gekomen maar daarna moest de politieagent even iets vragen aan de baas maar daarna was het toch goed.

En trouwens de bami was ook lekker

We gaan vandaag naar Nikerie heb er zin in.

Donderdag gaan we naar een of andere waterval en vrijdag ook.

Zaterdag gaan we weer terug.

Tij